Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen kwam een [12]Engel des HEEREN, en zette Zich onder den eik, die te Ofra is, welke aan [13]Joas, den [14]Abi-ezriet, toekwam; en zijn zoon Gideon [15]dorste tarwe [16]bij de pers, [17]om [die] te vluchten voor het aangezicht der [18]Midianieten. 12. Versta, den Zoon Gods, die onder, vs.14,16 met Gods eigen naam, de Heere, of Jehova, genoemd wordt. Vergelijk Gen.18:17, en Gen.48:16. Zie ook boven, hfdst.5 vs.23. 13. Omdat Joas aldaar [zoals men meent] de voornaamste was, of het ambt der overheid bediende. Vergelijk onder, vs.31,32. 14. Uit den stam van Manasse. Zie Joz.17:2, en onder, vs.34,35; 1 Kron.7:14,18. Daar was een ander Ofra in den stam van Benjamin gelegen, Joz.18:23. 15. Niet met ossen [waarvan Deut.25:4], maar met een stok of dorsvlegel, zoals enigen verklaren, om te minder opzien te geven, of in der haast wat voorraad te hebben. 16. Dat is, in de plaats, waar de wijnpers of oliepers stond, waar men, naar sommiger gevoelen, niet gewoon was te dorsen; opdat niemand daarop acht mocht slaan, en deze tarwe voor den aanstaanden nood te zekerder geborgen kon worden. 17. Dat is, om de tarwe in het vluchten mede te nemen, of om zijns vaders huis te doen vluchten, als hij deze tarwe tot provisie zou hebben gedorst. 18. Die reeds in aantocht waren. Zie onder, vs.33, en hfdst.7:.